Geschiedenis

't Veld was vroeger rijk aan zelfstandige bakkers, oftewel 'warme bakkers' zoals ze op de dag van vandaag heten. Het waren er vijf: Smeets, Korsten, Thomassen-van Heel, Wester en Holleman.

Bakkerij Smeets is de enige die daarvan is overgebleven. Met 87 bestaansjaren mogen we ons de oudste familiezaak in 't Veld noemen.

In Oktober 1928 openen Piet Smeets en zijn vrouw Nel (Heldens) aan de Hendriklaan een bakkerszaak en een direct daarnaast gelegen cafe. Het echtpaar krijgt vijf kinderen, van wie zoon Jo halverwege de jaren '50 de bakkerszaak van zijn op leeftijd geraakte ouders overneemt. Zoon Piet gaat dan ook in de bakkerij werken, trekt per bakfiets met brood langs de deuren en drijft daarbij ook nog eens een aantal jaren het cafe, voordat zijn zus Annie en haar man Ewald het horecabedrijf overnemen als Piet in 1959 in de Koningin Regentesselaan cafe de Zwarte Panter opent.

Annie's broer Huub, die een burgerbaan bij de Ernst Casimir Kazerne heeft, neemt de administratie van het horecabedrijf voor zijn rekening. En dan is er nog Els, de jongste telg van het echtpaar Smeets-Heldens, die achter de toonbank van de winkel gaat staan en tussen de bedrijven door ook in de bakkerij werkt.

Als bakker Jo in 1985 sterft, treedt de derde generatie Smeets aan. Het is John, de zoon van Piet Smeets, die de brood-, en banketbakkerij overneemt en daarna ook nog eens een bakkerswinkel opent in Herkenbosch, waar zijn vrouw Jet (Schoon) de scepter zwaait. John heeft inmiddels in de bakkerij assistentie gekregen van zijn oudste zoon Jean-Paul. Als cafe Smeets in 1995 voorgoed de deuren sluit, besluit John de horecaruimte bij de winkel te trekken, zodat er een einde komt aan het piepkleine winkeltje waar de klanten vroeger bij wijze van spreken 'de kont niet konden keren'.

John Smeets; “Als kind van een jaar of tien hielp ik al mee in de bakkerij van ome Jo, want dat vond ik leuk. In de zomermaanden was ik er met een machientje bezig met het ontpitten van morellen voor het maken van kersenvlaai, terwijl ik in de wintertijd wafels mocht bakken. Op vijftienjarige leeftijd name ome Jo mij in dienst. Vaste werktijden kende hij niet, zodat ik vaak van half acht 's morgens tot een uur of acht, negen 's avonds in de bakkerij stond. Als daar iemand binnen kwam, werd er oeverloos gewauweld, waarmee veel werktijd verloren ging.”

John moet zijn werk in de bakkerij staken wanneer hij in 1975 als dienstplichtig militair onder de wapenen wordt geroepen. Als hofmeester komt hij terecht in de officiersmess van de van Gent Kazerne in Rotterdam, waar hij Korps Mariniers is gelegerd.

“Dat was een fijne tijd. Maar toen ik in 1977 afzwaaide, stond ik op straat, want toen ik in militaire dienst moest had ik tegen ome Jo gezegd dat ik niet meer terug zou komen, omdat die lange werktijden mij niet bevielen. Toen ik daarna ben gaan werken bij Patisserie Broekmans in Venlo, vroeg oma mij op een dag of ik terug wilde komen, want ome Jo kon het vanwege zijn verslechterende gezondheid niet langer meer aan in de bakkerij. Na een lang gesprek over afgebakende werktijden ging ik weer in onze familiebakkerij aan de slag. Ik had toen wel duidelijk gemaakt dat ik het anders wilde aanpakken dan ome Jo. Ik wilde het assortiment uitbreiden met meer soorten brood en gebak. Want als ik vroeger tegen ome Jo zei dat hij meer soorten brood moest gaan bakken, zei hij doodleuk: 'Waarom is wit en bruin niet goed genoeg? ' Hij was gewoon niet klaar voor de nieuwe tijd waarin de klant veeleisender is geworden.”

Als John Smeets op een dag het bakkersvak wegens gevorderde leeftijd vaarwel zegt, heeft hij in de persoon van zijn zoon Jean-Paul een goede opvolger klaarstaan, want net als zijn vader heeft ook hij het bakkersvak in de genen zitten. Over de zakelijke toekomst hoeft men zich dus geen zorgen te maken.

“Vroeger kwam iedereen te voet en had je als bakker een klantenbereik van vier tot vijf straten. Inmiddels heeft onze klantenkring zich als een inktvlek verspreid over Roermond, Maasniel, Herten en daarbuiten.”

“We zijn dus nog lang niet uitgebakken.”